Ik loop er
recht op af. Twee schilderijen. Helemaal blauw. Eigenlijk net niet
helemaal blauw, maar veel meer is er eigenlijk niet te zien. Dit is
nu moderne, abstracte kunst. Mijn vorige museumbezoeken richtten zich
vooral op Impressionisme (Renoir, Monet), Postimpressionisme (van
Gogh) of Kubisme (Picasso). Ook het Surrealisme (Dalí) kan me zeker
boeien. In al deze gevallen is er nog iets te zien dat relateert aan
de wereld om ons heen. Maar dit abstracte werk “Cathedra” van
Barnett Newman in het Stedelijk? Is het een blauwe lucht, kijken we in de diepte van
de oceaan?
Ik nader de twee doeken, die van
dichtbij toch één blijken te zijn. Ik luister naar de audiotour die
wat uitleg geeft over wat deze moderne kunstenaars nu precies
bezield. Wat ik ervan opgestoken heb: de kunstenaar gaat terug naar
de basis van het schilderen, een doek met verf met kleuren, vooral in
de primaire kleuren. Ik vertaal dit ook naar puur voelen, geen
rationele beslommeringen meer met een interpretatie van mijn kant
van wat ik zie, geen verhaal dat ik onbewust toch weer maak van wat
ik zie. Een verhaal dat ook waarschijnlijk niet het verhaal van de
kunstenaar is.
Ik koop na afloop meteen een dik boek
met een overzicht van alle belangrijke kunstwerken voor iedere
periode in de kunstgeschiedenis. Hier ga ik hopelijk een hoop van
leren: wat ik erbij voel, wat het schilderij mij verteld, maar ook
inzien wat de kunstenaar voor ogen stond en wat hij erbij voelde.