De dag is rond. Dit is hoe ik mijn tijdsbesef het beste de laatste tijd kan omschrijven. De dag heeft ineens geen begin of einde meer en is dus rond. Vroeger leefde ik naar het einde van de dag toe om dan naar bed te gaan. 's Avonds nog even snel wat dingen afmaken, want de dag was alweer bijna voorbij en er moet toch nog zoveel gebeuren. En in mijn achterhoofd speelt dan toch mee om dat ik op tijd naar bed moet gaan, want de volgende ochtend zou de wekker weer vroeg gaan. Alsof ik de hele dag aan het rennen was om 's avonds aan het einde van de dag moe neer te vallen in bed en de volgende ochtend weer verder te gaan met rennen.
Niets meer van dat alles. Slapen is een activiteit geworden als alle andere activiteiten op een dag en niet meer het einde van de dag. Ook slapen hoort gewoon bij de dag en is ook nog eens een hele fijne activiteit, waarvoor je op een gegeven moment een bewuste keuze maakt. De volgende dag gaan we gewoon verder met de dingen die de vorige dag nog niet afgekomen zijn: een dag heeft nu eenmaal maar 24 uur. Op deze manier zijn er veel minder pieken (en de daarmee gepaarde dalen) op een dag. Alles is even belangrijk en ik kan meer genieten van ieder moment en van het slapen zelf.